I. v. (...zen), SOESJE, o. (-s), luchtig hol gebak, inz. bestemd om gevuld te worden, vooral met room.
II. m. (...zen),
1. dommel, sufferige of slaperige toestand: hij is in de soes; een soes aan hebben, een weinig bedwelmd zijn;
2. suffer, slaapmuts.