Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Luchtig

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st),

1. niet dicht, niet compact : luchtig vanillegebak; een luchtig gerolde sigaar;
2. (van klederen) zodanig dat de lucht er door kan spelen: een luchtig shirt; luchtig gekleed;
3. waar de lucht vrije doorgang heeft, fris, niet bedompt: een luchtige plaats; een luchtig vertrek; — het is hier vrij luchtig, tamelijk fris, koel, winderig;
4. gemakkelijk zich bewegende, licht: een luchtige nimf; luchtig dansen ; — (fig.): er luchtig overheen lopen, iets zonder oplettendheid bewerken of bespreken:
5. niet log: een luchtige, fijne ornamentatie;
6. niet ernstig, onbezorgd, niet diepgaande: een luchtige toon aanslaan; zij was luchtig en wuft; een luchtig gemoed.