Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

SNOET

betekenis & definitie

m. (-en),

1. vooruitstekend gedeelte van de kop van sommige dieren, gevormd door neus en mond;
2. (smalend) mond: hij stond met de jeneverfles aan zijn snoet; hou je snoet! zwijg!;
3. gezicht: een lelijke snoet hebben;
4. (plat) portret;
5. lieverd, schat.

< >