Wat is de betekenis van SNOET?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

snoet

1) (17e eeuw) (inf.) mond. Vgl. snuit*. Reeds terug te vinden in de 'Historie van den Heer Willem Leevend' (1784-1785) van Bekker E. (wed. Wolff). • snoet = snuit, ruw uitgedrukt voor: mond; hij v l op zien snoet. (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895) • Ik kuste haar met mijn snoet de hand, ik likte ha...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

snoet

snoet - zelfstandig naamwoord 1. voorkant van het hoofd ♢ wat een lief snoetje heeft dat kind! Zelfstandig naamwoord: snoet de snoet de snoeten het snoetje Synoniemen...

2024-03-29
Culinair van a tot z

Peter Joh. M. Zuidweg (2016)

snoet

Ook wel aangeduid met ‘snuit’. Het is vlees van de kalf- of rundersnuit. Het vlees wordt in lange reepjes gesneden, bedekt met een pikante saus en als salade geserveerd.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

snoet

slurp, snuit, neus; bek.