Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

SMETTEN

betekenis & definitie

I. (smette, heeft gesmet),

1. (overg.) vuilmaken, vlekken afgeven; (fig., Zuidn.) de doopvont smet, de dopeling aardt wel eens naar zijn peter of meter; —(boekdr.) het mee afdrukken van formaat of blindgoed;
2. (overg.) door slaan een afdruk maken van een smetlijn;
3. (overg.) (de ketting van een weefsel van afstand tot afstand) met een smet merken;
4. (onoverg.) licht vuil aannemen : lichte stof smet gemakkelijk.

II. (smette, is gesmet), (onoverg.) (van de huid) door broeiing vurigheid of ontvelling vertonen, inz. in de plooien. Vgl. Smarten (II).