Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Reëel

betekenis & definitie

(<Fr.), bn. bw.,

1. werkelijk, wezenlijk, inderdaad bestaande (tgov. denkbeeldig of ideëel): een reëel geval; reële gevaren; een reële gestalte; dat is niet reëel; — (nat.) een reëel beeld, met de zintuigen waarneembaar (tgov. virtueel);een reëel getal, dat positieve of negatieve waarde heeft (tgov. imaginair); — reële kennis, practische kennis, kennis van zaken, van feiten; — de reële waarde van effecten, de werkelijke waarde (tegenov. de nominale waarde); — reële tarra, netto of gereguleerde tarra; — een reëel recht, een zakelijk recht; — reële executie, tenuitvoerlegging van een vonnis of handhaving van een recht door werkelijke verschaffing van datgene waarop men recht heeft (niet door vervanging daarvan door een schadevergoeding);
2. op de werkelijkheid gegrond, daarvan uitgaande, zakelijk: je moet reëel blijven; reële politiek; een reële kerel, die zich houdt aan de werkelijkheid, geen fantast; — reëel zaken doen, op zuiver zakelijke grondslag en zonder omwegen.