Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Portefeuille

betekenis & definitie

(Fr.), v. (-s),

1 tas voor papieren, akten enz. ; (fig.) in portefeuille hebben, houden (van letterkundige producten), nog in onuitgegeven staat liggen hebben: die schrijver heeft nog veel in portefeuille;
2. tas, map tot berging van staatsstukken en officiële bescheiden; vandaar fig.: tak van dienst die aan een minister is toevertrouwd : de portefeuille van binnenlandse zaken; de portefeuille neerleggen, ontslag nemen als minister; de portefeuille aannemen, aanvaarden, de benoeming tot minister aannemen; van portefeuille verwisselen, als minister aan een ander departement optreden ; minister zonder portefeuille, lid van de ministerraad zonder eigen departement;
3. tas tot berging van bankpapier of andere geldswaardige stukken; —fig. in de uitdr. in portefeuille, in bezit: aandelen, bankpapier in portefeuille hebben;
4. (geldhandel) voorraad, omzet: hij bezit een aanzienlijke portefeuille;
5. map tot berging van boeken en tijdschriften; — (ook) inhoud van een derg. map: hij zat de portefeuille te lezen:
6. kleine tas waarin mannen hun bankpapier, hun persoonsbewijs, brieven enz. bij zich dragen;
7. koeharen zak waarin de stearine ten behoeve van de kaarsenfabricatie geperst wordt.

< >