Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Onecht

betekenis & definitie

I. m., gemeenschap tussen man en vrouw buiten huwelijk: kinderen, in onecht geboren, volgen niet de vader, maar alleen de moeder.

II. bn.,

1. van onwettige geboorte: Don Juan van Oostenrijk was de onechte zoon van de Spaanse koning ;
2. eigenlijk niet datgene zijnde wat de naam te kennen geeft: onechte vriendschap ; — (rekenk.) onechte breuk, waarvan de teller groter is dan de noemer, zodat zij gelijk is aan een geheel of een gemengd getal.