v.,
1. gebrek aan bescheidenheid, aanmatiging, ongepastheid: de onbescheidenheid onzer buren;
2. (...heden) onbescheiden handeling, ongepaste handelwijze: vergeef mij deze onbescheidenheid;
3. uitlating die met de bescheidenheid in strijd is, onvoegzaam, ongepast of voorbarig gezegde: door wiens onbescheidenheid weet ik niet, maar het geheim was bekend geworden.