bn.,
1. niet bereden, niet aan de ruiter gewoon, tot rijden nog niet gebezigd: jonge nog on'bereden paarden;
2. (van wegen) niet gebezigd om er op te rijden, of wel, nog niet door rijden bruikbaar gemaakt: ’t is een lelijke puinweg, nog geheel onbere'den;
3. onbedreven in het rijden: een on'bereden ruiter;
4. niet van een paard voorzien: bij de infanterie zijn de hoofdofficieren bereden, de overigen on'bereden.