(werkte om, heeft omgewerkt),
1. omploegen, omspitten: die groiid is niet genoeg omgewerkt;
je moet het graan laten omwerken, omzetten, om bederf of broeiing te voorkomen; — de mest dient omgewèrkt te worden, dooreenwerken;
2. anders bewerken, door een nieuwe bewerking tot iets anders maken: een opstel, een gedicht omwerken; nieuwe, omgewerkte druk; — op iets omwerken, er met veel moeite en doelloos zijn tijd op besteden.