(Fr.), o. (-’s),
1. graad van verhevenheid van een vlak ten opzichte van een grondvlak, peil, in ’t bijz. met betr. tot een wateroppervlak, en vandaar voor vloeistof-, waterspiegel: het niveau stijgt, daalt; — vervolgens ook gezegd van de horizontale oppervlakte van land: kruising à niveau, op gelijke hoogte; — (geol.) laag;
2. (fig.) peil, hoogte waarop iem. staat ten opzichte van rang, ontwikkeling, bevoegdheid enz.