Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Neerslaan

betekenis & definitie

(sloeg neer, heeft en is neergeslagen),

1. naar beneden slaan, omslaan : de randen van zijn hoed, de kraag van zijn jas neerslaan ;
2. (de ogen) naar beneden slaan, de oogleden laten zakken (inz. van schaamte): met neergeslagen ogen;
3. iets of iem. met een slag naar beneden, of neerwerpen: de storm had het hek neergeslagen ; zij sloegen de beulen met hun kolven neer;
4. op de grond neervallen: een wolk van stoom sloeg neer op het plein;
5. (scheik.) een stof zich doen afzetten: de electrische stroom slaat het metaal op de negatieve electrode neer; — (ook) een neerslag vormen;
6. iem. zijn moed, zelfvertrouwen enz. doen verliezen: je moet je niet zo gauw laten neerslaan, niet zo gauw moedeloos worden;
7. (w. g.) zich neerslaan, zich metterwoon neerzetten; — (w. g.) zich legeren: de vijand had zich in de vlakte neergeslagen.