(bootste na, heeft nagebootst),
1. (oorspr.) in was of in een andere weke stof namaken; — vervolgens namaken in ’t alg.;
2. nadoen, namaken, met het bijdenkbeeld van onechtheid, soms van bedrog: iemands stem nabootsen; houtsoorten in verf nabootsen; iemand nabootsen, zijn wijze van doen vertonen, al of niet als spot.