o., g. mv.,
1. bedriegerij, bedrieglijke handeling: bedrog plegen; bedrog in de boterhandel; — vroom, bedrog, bedriegerij om bestwil;
2. datgene waardoor men misleid wordt; leugenachtige, bedrieglijke woorden;
— dromen zijn bedrog, zijn geen werkelijkheid, men kan er geen staat op maken; (spr.) in ’t fijnste laken is ’t meeste bedrog, gezegd in toepassing op schijnheiligen;
3. optisch bedrog, misleidende gezichtsindruk, gezichtsbedrog.