I. MESSING
o., geel koper, een legering van koper en zink.
II. MESSING
v. (-en), (timm.) vierkante veer die met de ploegschaaf aan de kant van een plank wordt geschaafd en welke sluit in de groef van een andere plank, waarmee de eerstgenoemde in één vlak moet worden verbonden: houtverbinding met messing en groef; — (scheepsb.) de schuin behakte voorkant van het roer.
III. MESSING
m., (gew., Zuidn.) mestput, mesthoop.