1. oudste zoon van Jozef, door zijn grootvader Jakob bij de jongere Ephraïm achtergesteld (Gen. 41: 51);
2. stam in K. Palestina gelegen (Kum. 1 : 35);
3. zoon van Hizkia, koning van Juda, tijdens wiens langdurige regering wederom de Kanaänitische afgodendienst met zijn hoogten en bossen wordt ingevoerd. Als vazal van Assyrië voert hij ook de Assyrische afgodsdienst In (2 Kon. 20 : 21).