I. o. (-ten),
1. vak in een kastje, bureau, kluis enz.;
2. raampje of raamvormige opening in een deur, muur enz. waardoor het publiek geholpen wordt: ik ga even een kaartje aan het loket halen.
II. o. (-ten), (bouwk.) trapeziumvormige loden slabbe, gebezigd voor het waterdicht afdekken van de naad tussen een opgaande muur of schoorsteen en een hellend dakvlak.