Wat is de betekenis van loket?

2023-05-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

loket

loket - Zelfstandignaamwoord 1. (bouwkunde) een met glaswerk ed. beveiligd doorgeefluik in een scheidingswand of als deel van een balie, voor veilig afhandelen geldtransacties, kaartverkoop etc De open balie is vervangen door een reeks loketten. 2. een kleine ruimte of klein vak of hokje...

Lees verder
2023-05-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

loket

loket - zelfstandig naamwoord uitspraak: lo-ket 1. opening boven een balie waardoor je klanten kunt helpen ♢ voor paspoorten moet u bij loket 12 zijn Zelfstandig naamwoord: lo-ket het loket ...

Lees verder

Direct toegang tot alle 14 resultaten over loket?

Word nu vriend van Ensie
2023-05-30
De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Loket

vak in een kastje, bureau, kluis, enz.

2023-05-30
De vreemde woorden.
woordenboek

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Loket

o., afdeling van een kast of lessenaar; vakje; raampje; loketkast: kast met vakken

2023-05-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Loket

s.n., loket (it).

2023-05-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Loket

I. o. (-ten), 1. vak in een kastje, bureau, kluis enz.; 2. raampje of raamvormige opening in een deur, muur enz. waardoor het publiek geholpen wordt: ik ga even een kaartje aan het loket halen. II. o. (-ten), (bouwk.) trapeziumvormige loden slabbe, gebezigd voor het waterdicht afdekken van de naad tussen een opgaande muur of schoorsteen en een h...

Lees verder
2023-05-30
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Loket

(1), afsluitbaar vakje in een safe; (2) kleine opening in de wand, al of niet afsluitbaar, waardoor communicatie tussen twee ruimten mogelijk wordt; (3) in de bouwkunde de trapeziumvormige slabben lood, die dienen om aansluitingen tussen een hellend dakvlak en een loodrechte muur waterdicht te maken.

Lees verder
2023-05-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

loket

o. loketten (1 vak in een kastje; bureau, kluis enz.; 2 raamvormige opening in de wand van een kantoor, waardoor het publiek geholpen wordt): 1. uit het loket van het schrijfbureau kwam een album; de loketjes van een postzegeldoosje; 2. ik vroeg aan het loket.

Lees verder
2023-05-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

loket

o. (-ten; -je) [~ luiken] afsluitbare opening nl. 1. kleine, gewoonlijk afsluitbare ruimte, vak, hokje: de -ten van een bureau, een kluis; al de -ten der kast werden doorsnuffeld; zij kreeg een album uit een van het schrijftafeltje; de -jes van een postzegeldoosje. 2. afsluitbare opening in de wand van een kantoor, waardoor het publiek geholpen wo...

Lees verder
2023-05-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

loket

o. (-ten), 1. vak in een kastje, bureau, kluis enz.; (letterzetten) bok; 2. raampje of raamvormige opening in een deur, muur enz. waardoor communicatie tussen twee ruimten mogelijk wordt; m.n. bij openbare instellingen, zoals spoorwegstations, banken en postkantoren: ik ga even een kaartje aan het halen.

Lees verder
2023-05-30
Vreemde woorden woordenboek

Fokko Bos (1914)

loket

loket - o., afdeeling van een kast of lessenaar; vakje; raampje; ,,loketkast’’: kast met vakken.

Lees verder
2023-05-30
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Loket

Loket - vakje, hokje.

2023-05-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Loket

Loket o. (-ten), vak in een kastje, hokje; opening in eene deur, muur enz. waardoor geld wordt ontvangen, biljetten worden gegeven enz.: ik ga even een kaartje aan het loket halen. LOKETJE, o. (-s).

2023-05-30
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Loket

Loket, o. (-ten), vak in een kastje, hokje.