Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Loden

betekenis & definitie

I. (Hd.),

1. o., sterk gevolde dichte wollen stof;
2. m., mantel, cape van de onder 1. genoemde stof: in onze loden gewikkeld hadden wij geen last van de regen.

II. bn.,

1. van lood: loden kogels; — loden nagel, prop die in de vuurtop van een stoomketel geplaatst wordt om als veiligheidstoestel te dienen; smeltprop;
2. (fig.) met loden schoenen, voeten aankomen, schoorvoetend, met tegenzin, zo langzaam mogelijk; — zwaar, beklemmend : een loden stilte.

III. (loodde, heeft gelood),

1. van loodglazuur voorzien : potten loden;
2, (glaz.) in lood zetten;
3. (zeew.) met het dieplood een vaarwater peilen;
4. met liet schietlood onderzoeken of iets loodrecht staat;
5. (oudt.) (stoffen) van een loden merk voorzien;
6. verzegelen.