bn.,
1. horizontaal, zich niet verheffend: een liggend kruis; — (plantk.) liggende stengel, die op de grond neerligt, zonder daarin te wortelen; — de liggende roede in een raam, de horizontale roede;
2. gelegen zijnd: hij bezit veel liggende goederen, onroerende;
(Zuidn.) liggend geld, contanten, (ook) renteloos; — liggende renten, grondrenten.