Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Lapis

betekenis & definitie

(Lat.), m., steen; lapis causticus, potas; — lapis divinus, bestaat uit kopersulfaat, aluin, salpeter en kamfer; — lapis infernalis, helse steen, zilvernitraat; — lapis lazuli, lazuursteen; — lapis mitigatis, stift bestaande uit helse steen (nitras argenti), met salpeter saamgesmolten, waardoor de werking verzacht en het staafje steviger wordt; — lapis philosophorum, steen der wijzen.

< >