Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kloof

betekenis & definitie

KLOVE, v. (kloven),

1. door klieving ontstane, naar binnen toe smaller wordende opening in iets, spleet, insnijding, gaping, barst; — (in bergen of rotsen) diepe gaping van gestrekte vorm, met zeer steile wanden : gebergten vol kloven en spleten; — (in de huid) barst door koude of als een ziekelijke aandoening: zijn vel is vol kloven; kloven in de lippen, in de handen, de tepels ;
2.(fig.) gaping, verwijdering, afstand: tussen hemel en aarde ligt een grote klove; in ’t bijz. als ben. voor een breuk in de betrekking van personen onderling, of voor een algeheel uiteengaan of gescheiden zijn van meningen en standpunten : dit voorval deed een diepe Move tussen hen ontstaan; de kloof tussen deze beide standen der maatschappij wordt steeds dieper (of wijder); een Moof tussen twee partijen dempen, ze tot elkaar brengen;
3. (horlogem.) onrustdeksel in een horloge, brug.