Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kaap, landpunt

betekenis & definitie

v. (kapen),

1. in zee vooruitstekende hoge landpunt, voorgebergte: een Map omzeilen, ronden, te boven komen, haar omzeilen; Kaap Finisterre; Kaap Hatteras; Kaap de Goede Hoop; — (scheepst.) voor Kaap Snert bijliggen, niets dan snert te eten krijgen;
2. verkorting van Kaap de Goede Hoop : dit schip doet de reis naar Indië nog om de Kaap; — (zegsw.) hij zal de Kaap niet halen, de moeilijkheden niet te boven komen, van zijn ziekte niet opkomen; — ook voor: de Kaapkolonie ;
3. (Z.-A.) de Kaap, Kaapstad.