(jaste, heeft gejast),
1.zeker kaartspel spelen, ook smousjassen genoemd; — Frans jassen, druk praten onder het jassen.
2. (Zuidn.) wegjagen, verdrijven: als hij komt, zullen wij hem buiten jassen;
3.. snel, haastig, vluchtig te werk gaan;
4.jagen, jakkeren;
5. aardappelen jassen, schillen.