(pikte in, heeft ingepikt),
1. (zeew.) doen haken in, met een haak bevestigen: aan elke zijde van het roer is een talie ingepikt, om in geval van nood daarmee het schip nog te kunnen sturen ;
2. (gemeenz.) hoe zullen wij dat inpikken?, inlichten, aanleggen; je kunt het nooit zo inpikken, dat het naar ieders zin is ;
3. (gemeenz.) hij pikt alles in, neemt alles voor zich, maakt zich van alles meester; — (gemeenz.) hij is ingepikt, opgebracht, gearresteerd;
4. (Zuidn.) goed ingepikt zijn, van alles goed voorzien zijn.