Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Inhout

betekenis & definitie

o. (-en), (zeew.) elk der, of, als collect.. al de stukken hout die het opstaand geraamte van een schip vormen, in hoofdzaak de spanten of ribben; — (fig.) hij is goed van inhout of inhouten, hij is stevig gebouwd, heeft een sterk lichaamsgestel.

< >