(<Gr.-Lat.), m. en o. (...scopen),
1.de uuraanwijzer op de tafel der dag- en nachtlengten voor alle plaatsen;
2. het punt der ecliptica dat in iemands geboorteuur opkomt en waaruit men zijn lot meende te kunnen vóórspellen (sterrenwichelarij): een horoscoop opmaken, trekken, een beschrijving geven van het hemelgewelf op het tijdstip van iemands geboorte, en daaruit zijn toekomstige levensloop opmaken; — iem. het horoscoop trekken, (fig.') hem kras de waarheid zeggen.