o., het Westelijke deel van Nederland, tijdens de Republiek één gewest, thans verdeeld in de provinciën Noord- en Zuid-Holland; — bij uitbr. ook voor geheel Nederland: het Koninkrijk Holland (1806 —1810); thans in ’t buitenland nog vaak in deze zin gebezigd, en bij de Groningers, Friezen en Brabanders voor Nederland buiten hun provincie; — Holland op zijn smalst, (eert.) het smalle deel van N.-Holl. tussen Noordzee en IJ, dat voor het Noordzeekanaal werd doorgegraven; (fig.) kleingeestige Hollandse zuinigheid, (ook) bekrompenheid van opvatting; — Holland is in last, men zit in nood, dikwijls iron. als iem. zich over een kleine tegenspoed opwindt.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk