Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Helling

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het overhellen, schuine stand: we moeten aan die -plank een grotere helling geven; — hoek die een lijn, een vlak enz. met het horizontale vlak maakt: de helling der aardas ;
2. afwijking van het horizontale vlak, glooiing: de helling van de weg is 1 op 100, op 100 m lengte gaat hij 1 m de hoogte in ; een helling van 300;
3. aflopende schuinte, glooiing: op de hellingen der bergen groeide de wijnstok; een steile helling; 4. (scheepsb.) schuins aflopende scheepswerf, plaats waar schepen gebouwd of hersteld worden: het schip moet op de helling, moet worden hersteld; ook fig. van andere zaken of van ziekelijke personen.