o. (-en),
1. (veroud.) graankorrel; ook als benaming van andere zaadkorrels of daarop gelijkende stoffen, ofwel klein stukje, van welke vorm ook: een greintje zout; — (suikerfabr.) de korrelige substantie die bij kristalliseren uit de zede in de koelpan gevormd wordt: — zwarte, witte of gekleurde stippen, die als onzuiverheden in edelstenen voorkomen ; — 2. korreling, korrel: het marmer was grof van grein ; — (op een gegraveerde plaat of gravure) de uitwerking der elkander kruisende sneden ; — korrelige harsoppervlakte op een etsplaat; — ruwe of geribde oppervlakte van tekenpapier, van de lithografische steen en de daarvan gemaakte afdrukken enz.: dat papier heeft te weinig grein voor tekenpapier; —
3. oude gewichtseenheid ;
1°. onderdeel van het medicinale pond, 1/20 scrupel (± 65 mg): drie grein kinine;
2°. diamantgewicht =¼ karaat of 50 mg; — ook een onderdeel van het mark Troois, bij de bepaling van het gehalte van goud en zilver, 1/12 karaat: goud van 21 karaat, 6 grein ; — 4. (fig.) zeer geringe hoeveelheid: hij heeft geen grein(tje) gezond verstand, niets;
5.weefsel van kemels- of geitenhaar en wol; wollen grein. dat geheel uit wol vervaardigd is, kamelot.