Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie T
- Toebrullen
- Toebuigen
- Toebulderen
- Toedammen
- Toedekken
- Toedelen
- Toedeling
- Toedenken
- Toedeur
- Toedichten
- Toedienen
- Toediening
- Toedijken
- Toedoen
- Toedonderen
- Toedouwen
- Toedraaien
- Toedracht
- Toedragen
- Toedrijven
- Toedringen
- Toedrinken
- Toedrukken
- Toeduwen
- Toeëigenen
- Toeëigeningsrecht
- Toeëigentng
- Toef
- Toefelen
- Toefeling
- Toefig
- Toefje
- Toeflappen
- Toefluisteren
- Toefluisterïng
- Toefluiten
- Toefvink
- Toeg
- Toegaaf
- Toegaan
- Toegang
- Toegangsbewijs
- Toegangsbiljet
- Toegangsdeur
- Toegangsexamen
- Toegangsgeld
- Toegangshek
- Toegangskaart
- Toegangspoort
- Toegangsprijs
- Toegangstrap
- Toegangsweg
- Toegankelijk
- Toegankelijkheid
- Toegedaan
- Toegeeflijk
- Toegeeflijkheid
- Toegenegen
- Toegenegenheid
- Toegepast
- Toegespen
- Toegespitst
- Toegestaan
- Toegeuren
- Toegeven
- Toegevend
- Toegevendheid
- Toegeving
- Toegevoegd
- Toegewend
- Toegewijd
- Toegieten
- Toegift
- Toegiftartikel
- Toegiftje
- Toegillen
- Toeglimmen
- Toegommen
- Toegooien
- Toegrauwen
- Toegrendelen
- Toegrijnzen
- Toegrijpen
- Toegroeien
- Toegrommen
- Toehaken
- Toehakken
- Toehakking
- Toehalen
- Toehappen
- Toeheiligen
- Toehek
- Toehoorder
- Toehoorderes
- Toehoorster
- Toehoren
- Toehouden
- Toehouwen
- Toehuis
- Toeijlen
