(boog toe, heeft en is toegebogen),
1. (onoverg.) al buigende naar iets toe komen, nauwer worden: het wijnglas is, als een tulp, van boven toegebogen;
2. buigende sluiten: (onoverg.) dat ijzerdraad buigt toe, biedt geen weerstand genoeg en wordt (door een drukking enz.) gesloten; (overg.) een ijzerdraad toebuigen.