(haalde toe, heeft toegehaald),
1. in een bep. richting halen of trekken;
2. zoveel mogelijk aanhalen, inz. van de halzen en schoten der onder- en marszeilen; (fig.) de banden der vriendschap nauwer toehalen, inniger maken;
3. door halen sluiten, dichtmaken: de deur toehalen; een knoop, een strik toehalen; het net wordt dichter toegehaald;