Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie T
- Tobberig
- Tobberij
- Tobbetje
- Tobhut
- Tobia
- Tobias
- Tobiasvis
- Tobog(g)an
- Tobralco
- Tobster
- Toccadielje
- Toccata
- Toch
- Tocht
- Tochtband
- Tochtdeken
- Tochtdeur
- Tochtdoek
- Tochten
- Tochter
- Tochtgat
- Tochtgenoot
- Tochtgenote
- Tochtgoed
- Tochtgordijn
- Tochthoek
- Tochtig
- Tochtigheid
- Tochtje
- Tochtkanaal
- Tochtklaver
- Tochtlat
- Tochtleider
- Tochtlucht
- Tochtpijp
- Tochtportaal
- Tochtpui
- Tochtraam
- Tochtrol
- Tochtschaats
- Tochtscherm
- Tochtschot
- Tochtschut
- Tochtsloot
- Tochtsluis
- Tochtsponning
- Tochtstrip
- Tochtvlaag
- Tochtvrij
- Tochtwal
- Tochtwang
- Tochtwind
- Tod
- Toddetje
- Toddy
- Toe blijven
- Toe geraken
- Toe krijgen
- Toe moeten
- Toe, i
- Toe, ii
- Toe, iii
- Toe, iv
- Toe, v
- Toeademen
- Toeak
- Toean
- Toeareg
- Toebaat
- Toebak
- Toebakeren
- Toebakken
- Toebedelen
- Toebedeling
- Toebedenken
- Toebedingen
- Toebehoor
- Toebehoorte
- Toebehoren
- Toebereiden
- Toebereiding
- Toebereidsel
- Toebeschikken
- Toebetrouwen
- Toebeurs
- Toebidden
- Toebijten
- Toebinden
- Toeblaffen
- Toeblazen
- Toeblinken
- Toebloks
- Toebonzen
- Toebouwen
- Toebranden
- Toebreeuwen
- Toebreien
- Toebrengen
- Toebroek
- Toebrommen
