Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hallel

betekenis & definitie

(Hebr.), o. (-s), lofzang; het grote Hallel, bij de Israëlieten de 113de tot en met de 117de psalm, omdat daarin bijzonder Gods weldaden, aan het Joodse volk bewezen, worden verheerlijkt; het kleine Hallel of kortweg Hallel, Psalm 115:1—12 en 116:1—11;

(bij uitbr.) loflied, lofkreet.

< >