v. (-en),
1. afwijking van de rechte lijn, kromming, bocht: de weg maakt hier een buiging ;
2. verdraaiing: buiging van de arm; een buiging maken, hoofd en bovenlichaam buigen als uiting van eerbied of als beleefde groet;
3. wijziging van toon: een buiging der stem; zijn stem heeft veel buiging, is zeer buigzaam en los;
4. (taalk.) het -wijzigen der woordvormen naar gelang van hun grammatische betrekking, inz. de verbuiging der naamwoorden;
5. (nat.) afwijking die ontstaat als de rechtlijnige voortplanting van een golfbeweging door een hinderpaal wordt belemmerd.