Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Drommel

betekenis & definitie

I. m. (-s), gemoedelijk voor: duivel, de Boze: loop naar de drommel; daar mag de drommel uit wijs worden; daar speelt de drommel mee, daar begrijp ik niets van; om de drommel niet, zeker niet, in ’t geheel niet; voor de{n) drommel! — de drommel! krachtterm; — een arme drommel, medelijdende benaming voor een beklagenswaardig persoon : geef die arme drommel een cent.

II. m. (-s), (vrijwel veroud.) dichte menigte, troep, zwerm.