Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Bundel

betekenis & definitie

m. (-s), pak, bos van samengebonden gelijksoortige voorwerpen: een bundel hout, stro; een bundel papieren, paperassen; een bundel pijlen, lichtstralen ; — ook vaak zonder band, een handvol: een bundeltje kleren ; — zijn bundeltje pakken, zijn spullen bijeenzoeken en vertrekken; een bundel gedichten, novellen, in een boekdeel verenigd; — (meetk.) een aantal rechten in een plat vlak die door één punt gaan; ook van cirkels die door twee punten gaan.