Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afwegen

betekenis & definitie

(woog af, heeft afgewogen),

1. met een zeker gewicht verminderen, inz. in de handel: de tarra bij de berekening van het netto-gewicht van koop waren : de gehele bezending thee weegt 1200 pond, maar men moet er de kisten, het theelood enz. afwegen om het netto-gewicht te bepalen;
2. alles wegen, van alles het gewicht bepalen : weeg eerst deze kisten maar af ; — gedaan maken met wegen ;
3. met zorg en nauwkeurigheid wegen, het juiste gewicht bepalen: ik heb al de voorwerpen zuiver afgewogen en van elk het gewicht aangetekend;
4. (fig.) zorgvuldig en nauwkeurig de aard of de strekking van handelingen, gezegden en begrippen (vooraf) bepalen: zijn woorden in een goudschaaltje afwegen, angstvallig de draagkracht er van overwegen; want hij is braaf, want hij is oprecht, die meet noch afweegt wat hij zegt, maar 't hart laat rollen van de tong (Tollens); rechten en plichten afwegen, de juiste verhouding tussen beide bepalen;
5.een hoeveelheid van zeker gewicht afzonderen: van een voorraad koffie een pond af wegen ; wat kosten die kersen ? wilt u dan een pond voor me afwegen ?
6. het gewicht dat iets hebben moet behoorlijk vaststellen, ten einde aan het geheel het juiste evenwicht te geven (eig. en fig.) : in welk een evenwicht is alles afgewogen! (in de hemelruimte) ; — aan een persoon of aan een zaak tot een bepaald gewicht (fig.) toewijzen: ons lot is ons door de Opperste Goedheid afgewogen.