(tintelde af, heeft afgetinteld),
1. (w. g.) mijn vingers tintelen af van de kou, ze tintelen zo hevig, dat ik er nagenoeg geen gevoel meer in heb ;
2. een tintelende of flikkerende glans verspreiden op hetgeen lager geplaatst is: de schitterende gaslichten die uit de vensters op de straat aftintelden.