Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Adder

betekenis & definitie

v. (-s, dicht, -en), inlandse giftslang (Vipera [pelias] berus), met een holle gifttand, herkenbaar aan de brede, driehoekige, geschubde kop; zij heeft een spleetvormige loodrechte pupil en een zigzagvormige zwarte streep over de rug ; — (spr.) een adder aan zijn borst (in zijn boezem) koesteren, weldaden bewijzen aan iem. die ze met snode ondank vergelden zal; — er schuilt een adder in of onder het gras, er ligt onder het voorkomen der onschuld een boosaardig opzet verborgen, er schuilt gevaar onder ; — alsof hij op een adder getrapt had, gezegd van iem. die plotseling schrikt (bij een ontmoeting, in een gesprek); — (fig.) een venijnig persoon.

< >