m. (-s, -en), 1. (eert.) katholiek geestelijke, aan een hooggeplaatst wereldlijk of kerkelijk persoon verbonden, o.a. belast met het uitdelen zijner liefdegaven; — 2. katholiek geestelijke die uitsluitend belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van personen, thans bepaaldelijk van hen die dienst doen in het leger; ook van gevangenen en verpleegden en op de vloot; — 3. (bij uitbr.) lid van een armbestuur die de onderstand uitreikt. AALMOEZENIER’SCHAP, o., waardigheid van aalmoezenier.
AALMOEZENIERS'HUIS, o. (...huizen), (veroud.) liefdadigheidsgesticht waarin behoeftige bejaarde lieden of kinderen gehuisvest en verpleegd worden; ...KAMER, v. (-s), 1. bestuur van een aalmoezeniershuis; — 2. burgerlijk armbestuur (in sommige steden).