Van Alexander tot Zeus Lexicon

Eric Moormann en Wilfried Uitterhoeve (2007)

Gepubliceerd op 08-03-2017

Phryne

betekenis & definitie

Phryne uit Thespiai was een bekoorlijke en geestige courtisane, die het in de 4e eeuw v.C. in Athene tot grote roem en rijkdom bracht. Zij was kort na de verwoesting van haar vaderstad in 372 naar Athene gevlucht. Haar schoonheid zou enkele beroemde kunstenaars hebben geïnspireerd, on-der wie haar minnaar, de beeldhouwer Praxiteles. De filosoof Xenokrates bleef, zo melden Diogenes Laërtios en Valerius Maximus, onder een verleidingspoging van Phryne geheel en al onberoerd, zoals hij zich evenmin liet verleiden door een andere mooie vrouw, Laïs.

Quintilianus en Athenaios doen het verhaal van de berechting van Phryne rond 340: ze was aangeklaagd wegens onbetamelijkheid en voor de 500-koppige Areopaag gedaagd. De retor Hyperi-des verdedigde haar met succes. Daartoe droeg bij dat hij tijdens zijn betoog haar boezem ontblootte en zo respect afdwong voor haar schoonheid.

Toen Phryne Praxiteles eens om zijn mooiste werk vroeg, wilde de beeldhouwer haar wel iets geven, maar hij kon zijn keuze niet bepalen. Zij liet een slaaf schreeuwen dat het huis in brand stond, waarop Praxiteles uitriep dat de Satyr en de Eros gered moesten worden. Phryne koos daarop de Eros. Pausanias vertelt deze geschiedenis bij de beschrijving van dit uit vele kopieën bekende beeld, dat hij in het Dionysos-theater te Athene had gezien. Strabo zegt overigens dat de Eros voor dat theater zou zijn gekocht door een andere beeldschone vrouw, Glykera, eveneens uit Thespiai gevlucht.

In de oudheid inspireerde Phryne, indien we Pausanias en Athenaios mogen geloven, Praxiteles en Apelles tot enkele in de kunstontwikkeling uiter-mate belangrijke werken. De beroemde marmeren Aphrodite van Knidos, het eerste naakte vrouwenbeeld, zou Praxiteles naar haar gemodelleerd hebben, zoals Apelles zijn Aphrodite Anadyomene (Aphrodite die uit het water oprijst) naar haar geschilderd of gebeeldhouwd zou hebben. Het eerste, marmeren beeld kennen we uit verscheidene kopieën (o.a. Vaticaan), het andere is uit kopieën in beide kunstvormen bekend. Een bronzen beeld van haar door Praxiteles werd in Delphi opgesteld, wellicht kort na de verwoesting van Thespiai.

In de schilderkunst van de 17e eeuw zijn er enkele afbeeldingen van de op Xenokrates gerichte verleidingspoging, bijv. Rosa ca. 1663 en Honthorst 1623. Phryne maakt vooral opgang vanaf de 18e eeuw. Baudoin 1763 is de eerste die de Areopaag-scène schildert. Diderot prijst Baudoin om-dat hij uitdrukking geeft aan de Griekse cultus van de schoonheid, maar keurt af dat Phryne bij de onthulling schaamte in plaats van fierheid toont. De Areopaag-scène is vervolgens te vinden op doeken uit de school van David en in een tekening van David zelf. Angelika Kauffmann schildert in 1794 hoe Praxiteles het Eros-beeld aan zijn minnares overhandigt.

Phryne is de belichaming van de schoonheid in beeldhouwwerken van Pradier 1845, Clésinger 1878, Falguière 1884 en Stuck ca. 1906, en nog in een schilderij van Delvaux 1963. Een verleidelijk droombeeld in een hard bestaan is zij in een schilderij van Blanc 1892, die Phryne aan het strand laat oprijzen voor de ogen van een zwoegend vissersechtpaar. Het thema van Phryne voor de Areopaag krijgt een tot in de 20e eeuw beroemde uitbeelding in een doek van de ‘néo-grec’ Gérôme voor de Salon van 1861: door de meesten uitbundig geprezen, door Zola gehoond.

In afwijking van het merendeel van de klassieke teksten, waarin wordt gemeld dat Phryne in het openbaar terughoudendheid betrachtte, schildert Turner in 1838 hoe Phryne zich in al haar verleidelijkheid naar een Atheens badhuis begeeft. Hij dacht daarbij wellicht aan de tegen haar ingebrachte beschuldiging. In de literatuur en muziek komt Phryne nauwelijks voor. Zij geldt vanaf de renaissance als toonbeeld van een ver-leidelijke vrouw, net zoals Kampaspe (Apelles) en Laïs, die een veelbegeerde hetaere zou zijn geweest en onder meer verkeerde in de kringen rond Alkibiades. Fontenelle laat Phryne in een van zijn Nieuwe dodengesprekken 1683 aan Alexander voorhouden dat zij meer veroveringen op haar naam heeft staan dan hij en dat de zijne weinig gewin zullen brengen. Couperus smeedde de anekdotes rond Phryne in 1910 samen tot een elegant verhaal.

Er is een kleine traditie rond het Phryne-thema in het eind 19e eeuw opgebloeide genre van komische opera’s of operettes: Saint-Saëns/Lassus 1893, Decker-Schenk/Osetroff 1893, Triebel 1893, Eysler/Grünbaum & Bodanzky 1906.