Van Alexander tot Zeus Lexicon

Eric Moormann en Wilfried Uitterhoeve (2007)

Gepubliceerd op 08-03-2017

Diogenes

betekenis & definitie

Diogenes (ca. 414-323), afkomstig uit Sinope, leerling van Antisthenes, is de stichter van de zogenaamde Cynische school, een filosofische richting die een leven voorstond waarin men vrij was van behoeften: de mens moet zich aan alle conventies en traditionele waarden onttrekken.

Over Diogenes’ leven is weinig met zekerheid te melden, behalve dat hij enige tijd in Athene ver-bleef, totdat hij op hoge leeftijd naar Korinthe vertrok, waar Pausanias zijn graf, gesierd met een hond, nog heeft waargenomen. De vele anekdoten die in de loop van de eeuwen over Diogenes de ronde zijn gaan doen, zijn voor het merendeel te vinden bij Diogenes Laërtios, een historicus van de filosofie uit de 3e eeuw n.C. Een aantal van de verhalen komt al voor in oudere literatuur.

Volgens deze anekdoten stond zijn leven in het teken van de strijd tegen alle maatschappelijke conventies. Hij trok zich echter, anders dan een andere legendarische mensenverachter, Timon, niet uit het maatschappelijke verkeer terug en koos voor een provocerende opstelling. Hij propageerde en praktiseerde een honds (hond is kuoon, vandaar ‘cynisch’) bestaan. In een vergaande ascese zag hij af van een vaste woning, seksueel verkeer, kleding en behoorlijk voedsel. Zo zou hij hebben gehuisd in een ton, in het openbaar hebben gemasturbeerd en, ter illustratie van zijn scepsis omtrent de medemens, op klaarlichte dag met een lantaarn onder zijn medeburgers hebben gezocht naar ‘echte’ mensen. Toen hij een jongen uit de kom van de hand zag drinken wierp hij zijn, naar hij nu inzag over-bodige, drinkbeker weg.

De bekendste gebeurtenis, te lezen bij onder meer Valerius Maximus, Curtius, in de Alexander-biografie van Ploutarchos en in de Tusculanae disputationes van Cicero, is zijn ontmoeting met de machtige Alexander. Toen deze uit respect een bezoek bracht aan de filosoof, verzocht hij de vorst op diens vraag naar mogelijke wensen opzij te gaan om hem niet het zonlicht te benemen. Loukianos’ ‘dodengesprek’ tussen Diogenes en Alexander gaat niet over deze confrontatie: in deze dialoog drijft Diogenes de spot met Alexanders verlangen naar erkenning van zijn goddelijke afkomst. In een gesprek met de schim van Mauso-los hoont hij deze vanwege zijn trots op het door Artemisia ii gebouwde, pronkerige grafmonument.

De talrijke antieke bronnen zijn reeds grotendeels genoemd. In een in 82-96 geschreven dialoog van Dio Chrysostomos is Diogenes spreekbuis tegen tirannie; men kan het stuk lezen als protest tegen keizer Domitianus, door wie de auteur in die tijd was verbannen. Antieke portretten van Diogenes kennen we in de vorm van Romeinse beelden, die teruggaan op originelen uit de 2e eeuw v.C. Zij tonen hem op realistische wijze: lelijk, onverzorgd, met wilde baard en vaak vergezeld van een hond. Op een mozaïek in Keulen uit de 3e eeuw zit hij in een ton. Ook een reliëf en een beeld in de Villa Albani te Rome uit de tijd van Tiberius en Romeinse gemmen tonen hem in een ton, al dan niet met een hond ernaast.

Hij wordt door Rafaël in de Stanza della Segnatura van het Vaticaan 1508-12 afgebeeld te mid-den van de grote Griekse filosofen, en wel, anders dan dezen, in een ontspannen, liggende houding. In de schilderkunst en de plastiek van de nieuwe tijd domineert de confrontatie met Alexander die hem het zonlicht beneemt. Het tafereel is geschilderd door o.a. Ricci 1608, Jordaens ca. 1644, De Crayer 1625-30, Breenbergh 1639, Rosa ca. 1640-45 (met als pendant de sobere Cincinnatus), Anwander 1755 en Zick 1794; in reliëf werd het afgebeeld door Platzer 1780. Een reliëf van Puget werd weliswaar in 1693 voltooid, maar arriveerde niet te bestemder plaatse, het paleis te Versailles, waarschijnlijk omdat het te oneerbiedig werd geacht jegens Lodewijk xiv. In het park is hij voorgesteld met de lantaarn in een beeld van Lespagnandelle 1685-88. Rosa 1651 en Poussin ca. 1649 schilderen het wegwerpen van de drinkbeker – de laatste lokaliseert het tafereel in een landschap. In enkele 18e-eeuwse tuinen (Kassel 1766, Burgsteinfurt 1784) werden zelfs Diogenes-grotten aangelegd.

Ribera ‘portretteert’ Diogenes in 1639 tweemaal met de lantaarn. Verhalender zijn de doeken van Van Campen 1628 en Castiglione ca. 1645. Naar schetsen van Le Brun ca. 1650 werden in de 18e eeuw enkele tapijtreeksen met Diogenes-scènes gerealiseerd. Curieus is het schilderij van Van Everdingen 1652 (Mauritshuis Den Haag), die Diogenes met de lantaarn afbeeldt op een onmiskenbaar Hollands, door een grote kerk gedomineerd plein, waar de filosoof omringd is door personen die geïdentificeerd kunnen worden als leden van een calvinistische familie: het is uitdruk-king van de gedachte dat, naar het woord van Vondel, Diogenes ook hier weinig ware mensen zou vinden. In deze traditie staat wellicht ook de op volkskunst uit de 17e en 18e eeuw voorkomende voorstelling van Diogenes en Alexander, bijvoorbeeld op Amelander en Enkhuizer kasten en tafels. Daumier nam Alexander en Diogenes op in de serie Histoire ancienne 1842.

In de literatuur en de taal is hij, getuige de beeldspraak van de ‘hond’ en het cynisme, toonbeeld van onbehouwenheid én eerlijkheid. In de middeleeuwen leeft vrijwel uitsluitend het verhaal van zijn ontmoeting met Alexander voort, bijvoorbeeld in de Gesta Romanorum. In de barok geldt hij als toonbeeld van prijzenswaardige onthouding van aardse zaken en scepsis ten aanzien van de op aardse zaken jagende medemens. Dit spreekt uit de vele Diogenes-emblemen, die overwegend betrekking hebben op het leven in de ton, het zoeken met de lantaarn en het wegwerpen van de drinkbeker. Over het zoeken met de lantaarn handelt de opera van Guglielmi/Liprandi 1794. Van Duinkerken beschrijft de ontmoeting met Alexander in Twee vierkante meter. Verder figu-reert Diogenes in het werk van Chamisso 1828.