Synoniemen zoeken
Synoniem van zin
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
zin
zin - groep woorden die qua intonatie een eenheid vormen. Omvangrijk en goed geordend is de volzin. Een frase is een holle, zinledige volzin; een periode is kunstig uit verschillende zinnen samengesteld. De bijzin doet binnen een samengestelde zin dienst als zinsdeel; de hoofdzin is niet afhankelijk van een andere zin. Anakoloeten worden niet op de grammaticaal gebruikelijke manier voltooid: (voorbeeld: 'om een goed resultaat te krijgen is niet makkelijk'). Uit een ellips zijn een of meer zinsdelen weggelaten; deze worden niet onmisbaar geacht voor het juiste begrip. De brachylogie is een soort ellips, en wel een waarbij een of meer zinsdelen zijn weggelaten ter wille van een puntiger formulering.
Zie: spreuk; zinsdeel.

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Zin
Het door een woord of teeken uitgedrukte begrip. Eigenlijk ziet beteekenis meer op de verklaring van het gebruikte teeken, zin op het er aan verbonden begrip, doch in het gebruik wordt er weinig onderscheid tusschen beide woorden gemaakt. Indien men een onderscheid tusschen beteekenis en zin wil aannemen, dan kan men zeggen, dat beteekenis ziet op het begrip, dat het woord volgens zijne afleiding uitdrukt, zin op het begrip, dat het gebruik er in legt. Door eene aanhoudende verkeerde toepassing kan zelfs de beteekenis van een woord ten slotte gewijzigd worden. Dit is onder andere het geval geweest met het woord berucht, dat eigenlijk iets als algemeen bekend aanduidt, en nog bij de Groot en Vondel in eene goede opvatting, in die van vermaard voorkomt. Ook bij andere zaken dan bij een woord kan van beteekenis en zin gesproken worden. Vraagt men naar de beteekenis van een volzin, dan moet de inhoud met andere woorden juist teruggegeven worden; vraagt men naar den zin ervan, dan veronder¬stelt men dat er een verholen gedachte in schuilt.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
zin
zin - zelfstandig naamwoord
1. wat bedoeld wordt
♢ dit woord is in figuurlijke zin gebruikt
1. in die zin
[in dat opzicht]
2. in zekere zin
[in een bepaald opzicht]
2. wat je verlangt dat er gebeurt
♢ jullie willen altijd je eigen zin doen
1. hem zijn zin geven
[doen wat hij wil]
2. er zin in hebben
[het verlangen]
3. er zin in hebben
[er trek in hebben]
4. hij heeft het naar zijn zin
[voelt zich hier plezierig]
5. hij heeft goeie zin
[is vrolijk]
6. dat is naar mijn zin
[dat bevalt me]
7. je zin doordrijven
[net zolang zeuren tot het gebeurt]
8. iets in de zin hebben
[het van plan zijn]
9. zoveel hoofden, zoveel zinnen
[mensen hebben meestal verschillende meningen]
3. gunstig effect, wat het oplevert
♢ ik begrijp de zin van die actie niet
4. vol betekenis
♢ zijn woorden hebben wel degelijk zin
5. reeks woorden die bij elkaar horen en een min of meer complete gedachte uitdrukken
♢ een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt
1. enkelvoudige zin
[zin met één persoonsvorm]
2. meervoudige (samengestelde) zin
[zin met twee of meer persoonsvormen]
Zelfstandig naamwoord: zin
de zin
de zinnen
het zinnetje
Synoniemen
bedoeling, betekenis
Tegenstellingen
bezwaar, flauwekul, nadeel, nonsens, onzin, quatsch