Werkwoorden vervoegen
zinnen (aanstaan)
Tegenwoordige tijd zinnen
Ik zin
Jij zint
zin jij?
U zint
Hij/Zij/Het zint
Wij zinnen
Jullie zinnen
Zij zinnen
Verleden tijd van zinnen
Ik zinde
Jij/U zinde
Hij/Zij/Het zinde
Wij zinden
Jullie zinden
Zij zinden
Voltooid deelwoord van zinnen
gezind
Tegenwoordig deelwoord van zinnen
zinnend
zinnen (peinzen over)
Tegenwoordige tijd zinnen
Ik zin
Jij zint
zin jij?
U zint
Hij/Zij/Het zint
Wij zinnen
Jullie zinnen
Zij zinnen
Verleden tijd van zinnen
Ik zon
Jij/U zon
Hij/Zij/Het zon
Wij zonnen
Jullie zonnen
Zij zonnen
Voltooid deelwoord van zinnen
gezonnen
Tegenwoordig deelwoord van zinnen
zinnend