Synoniemen zoeken
Synoniem van spreuk
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
spreuk
spreuk - uitspraak met een zedelijke of godsdienstige strekking, in de vorm van een zin of een woordgroep. Een spreekwoord is kernachtig en heeft de vorm van een volzin die een algemene levenswijsheid inhoudt en waarvan de schepper meestal onbekend is: 'het is niet alles goud wat er blinkt'. Het is synoniem met adagium, gevleugeld woord, gezegde en, in zeer formele stijl, sententie of apoftegma; een zeispreuk is een spreuk van het type 'ieder zijn meug, zei de boer, en kuste zijn zeug', en wordt ook wellerisme of apologisch spreekwoord genoemd; maximes, leerspreuken of zedenspreuken hebben een moralistische strekking; aan de muur hangt men een bord of een wandkleed met een wandspreuk. Bij de oude Oosterse volken en bij de Grieken heet een spreekwoord een gnome. Een zinspreuk, motto, ke(r)nspreuk, leus (formeel: leuze), parool of devies is verbonden aan een familie, partij of persoon; iemands favoriete spreuk heet zijn lijfspreuk, en een wapenspreuk staat onder en rondom een familiewapen. Spreuken van of als van een orakel heten een orakelspreuk, orakel of, met een archaïsme, godsspraak. Een machtspreuk moet de tegenpartij de mond snoeren.
Zie: bewering; leus; uitdrukking; zin.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
spreuk
spreuk - zelfstandig naamwoord
1. vaste zin waarin een bepaalde wijsheid wordt uitgedrukt
♢ de Bijbel staat vol met spreuken
Zelfstandig naamwoord: spreuk
de spreuk
de spreuken
het spreukje