Synoniemen zoeken
Synoniem van breken
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
breken
breken - met kracht of geweld geheel of gedeeltelijk in delen gescheiden worden. Van knakken spreekt men wanneer de delen waarin iets uiteenvalt niet helemaal van elkaar worden gescheiden. Knappen gaat gepaard met een scherp geluid en springen wordt veroorzaakt door hoge spanning. Bij doorbreken wordt iets in twee stukken gescheiden.
Zie verder: barsten; kapotgaan.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Breken
Een lichaam op eene onregelmatige en gewelddadige wijze vanéénscheiden, of althans van zijn natuurlijken samen¬hang berooven. Breken geschiedt niet altijd met opzet (men breekt bij ongeluk een glas), ja zelfs niet eens altijd ten nadeele van den bezitter van het gebroken voorwerp (men breekt brood, koek, enz.) Verbreken onderstelt altijd opzet, en wordt hoofdzakelijk gezegd van het breken van zulke voorwerpen, die iemand in zijne vrijheid van beweging belemmeren: banden, ketenen, boeien verbreken; figuurlijk: eene wet verbreken, een verdrag verbreken, ze vernietigen. Verbrijzelen, vergruizen (aan gruis slaan en ook soms breken) worden van voorwerpen gezegd, die aan kleinestukken uiteenspringen; vermorzelen, verpletteren van voorwerpen, die in elkaar geperst of geslagen worden. Eene glasruit wordt gebroken, verbrijzeld, vergruisd. Het been van den armen marskramer werd onder den vracht¬wagen vermorzeld. Door dien steenworp verpletterd, stortte de overmoedige aanvaller neder. Overdrachtelijk zegt men dat het ongeluk ’s menschen geest en moed verplettert, het leed of het berouw zijn hart verbrijzelt.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
breken
breken - onregelmatig werkwoord
uitspraak: bre-ken
1. met kracht in twee of meer stukken verdelen
♢ zij heeft haar arm gebroken
2. in scherven of stukken vallen
♢ de vaas is gebroken
3. ermee ophouden
♢ ik breek met die gewoonte
Onregelmatig werkwoord: bre-ken
ik breek
jij/u breekt
hij/zij breekt
wij/zij/jullie breken
ik/jij/u/hij/zij brak
wij/zij/jullie braken
hij heeft gebroken
de/het/een gebroken ....
brekend, brekende
Synoniemen
knappen, sneuvelen
Tegenstellingen
houden, lijmen