Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

komen

betekenis & definitie

(kwam, is gekomen), (ook, ongeveer:) eraan komen, (iemand) te wachten staan. Laat OGEM over ons arme mensen regeren.

Het gaat nog voor ze komen, wacht. Allemaal stuk voor stuk die grote bedrijven, je gaat zien! (Cairo 1976: 47). Het gaat voor je komen = Er zwaait wat voor je, het zal je betaald gezet worden, er staat je wat te wachten.-: kom horen, luister eens. Dobru kom horen; geef me een sigaret; van waar kom je? Achtereenvolgens luisterde ik, bood haar een sigaret en een vuurtje aan en vertelde waar ik vandaan kwam (Dobru 1968a: 30).
- Etym.: S kon jere (kon = kom; jere = horen, luisteren).
-: kom goed, komt U goed, (als wens, tevens groet) het beste.
-: kom loop, loop heen. Die leriman heeft me voor de gek gehouden. Kom-loop! (Helman 1954a: 16).
- Etym.: Zie Helman 1954b: 92.